Aladdin’s Lamp
Door een groene stip [
] op de plattegrond aan te klikken, gaat u naar een andere zaal. U bevindt zich in de zaal met de rode stip[
].
Wrijf de geest te voorschijn met je muis
Kunstenaarsinitiatieven hebben voor de culturele infrastructuur van de maatschappij een bijzondere
betekenis. De kunstenaar is namelijk altijd op zoek naar een podium dat voor hem nog niet bestaat.
Wat er al wel is, ziet hem nog niet staan en altijd weer is er een nieuwe lichting, een nieuwe
generatie kunstenaars die niet goed uit de voeten kan met de faciliteiten die door en voor
anderen in het leven zijn geroepen. In zekere zin is de kunstenaar er ook bij gebaat dat er iets niet is:
dan kan hij het zelf verzinnen. Het Museum voor Hedendaagse Hengelose Kunst is zo’n initiatief:
geen gebouw, geen fysieke ruimte, geen concrete voorwerpen, maar een kijk- en denkfaciliteit waar de
geest uit de fles kan. De fles gaat in de glasbak en geest kan rondwaren in dit internetmuseum.
De tentoonstelling
Animeer-muisover die vanaf het najaar van 2006 te zien is, toont het werk
van vijf kunstenaars die de discipline animatie behandelen alsof het de verwerkelijking is van
het verhaal van Aladdin en de Wonderlamp. Ze laten een computerbeeld zien en als je daar met de
muis over wrijft komt er een geest te voorschijn, de ware gedaante die zich achter het statische
uiterlijk van het werk verschuilt. Het werk komt tot leven en onthult zijn inhoud.
Nu is in het verhaal van Aladdin de geest die uit de lamp komt in staat wensen te vervullen die je
stoutste dromen waar maken. De geest van de animatie is er meer een van zelfwerkzaamheid.
Er wordt iets zichtbaar gemaakt waarmee je in je eigen hoofd iets moet bewerkstelligen.
Je krijgt de bouwstenen aangereikt voor de constructie van een fantasme.
Daar moet je wel je kop bij houden, want als je de geestverruimende werking van de beeldende kunst
ziet als een vliezende ervaring -een inkapseling van ratio en emotie in een transparant vlies waaruit de
ondervinding van het leven geboren moet worden- dan draait het je al snel voor de ogen in
een kaleidoscopische view-o-matic die je niet meer stil kunt zetten, ton-sur-ton in een
optische wisselwerking tussen roze en geel, waarin fantasiebeelden fantasiewoorden worden die als
lamellen open en dicht slaan waardoor je niet meer weet wat je hebt gezien en niet meer weet wie
of wat je bent, teruggeworpen op je bestaan als zoogdier met primaire driften, waar vanuit je
een nieuw mensbeeld moet opbouwen.
Dit enkel en alleen maar om aan te geven dat zowel in beeld als in woord je je in gemoede
kunt afvragen waar het in godsnaam over gaat in de kunst. Dat noch de woorden noch de beelden daar
een antwoord op geven, maar dat je voor de ontraadseling daarvan zelf verantwoordelijk bent, is de
consequentie van het kijken en het lezen.
Willemina Bakkenes heeft in haar bijdrage aan deze tentoonstelling een werk gemaakt dat
Vliezende ervaringen heet. Het is een beeld, waaruit een ander beeld ontstaat als je er
overheen beweegt, een bijna abstracte icoon dat een persoonlijke verbeelding inhoudt van wat sinds
Kandinsky ‘das Geistige in der Kunst’ heet, het spirituele in de kunst. De tekst die uit
dit semi-abstracte beeld naar voren komt, behelst de verwondering over het leven.
Rineke Engwerda draait je met haar werk
R and R scope letterlijk een rad
voor de ogen. Alsof je door een felle lichtbron beschenen je ogen dichtknijpt en er een cirkelende
kleurschakering tegen de binnenkant van je oogleden heen en weer flikkert. Hoe sneller je met je
computermuis over dit werk beweegt, hoe zinnenprikkelender de zinsbegoocheling wordt. Eerst vat je
het nog op als een spel, wat door de muisbeweging nu eenmaal als associatie wordt opgewekt -
we
gamen wat af vandaag de dag. Maar dan opeens dringt het tot je door dat dit werk een daadwerkelijke
realiteitszin naar voren brengt: zo schemert het je vaak echt voor de ogen.
Door overconcentratie verlies je de greep op wat je denkt te zien.
Als tegenhanger van Bakkenes en Egwerda presenteert
Ricardo Liong-A-Kong een werk dat een
bombardement van dingen is, alsof hij twee boeken van Georges Perec heeft samengevat
De dingen
en
Het leven een gebruiksaanwijzing in een beeldenstorm.
Het hoofd bij de dingen houden
heet zijn animatie en alles wat daarin te voorschijn komt, kan bij gebruik ervan een concreet
houvast bieden. Kijkend naar zijn dingen, is het alsof je een eindeloze opsomming leest in
een breedsprakige 19de eeuwse roman. Op het moment dat je die eindeloze reeks benoemingen wilt laten
voor wat die is, doemt juist in de samengestelde veelheid onmiskenbaar het karakter van de
hoofdpersoon op.
Leon Polko schept in zijn werk een navrante idylle. Een jonge vrouw, eenvoudig
geschetst in een lijntekening, gaat schuil achter rozenbloesems op een gele ondergrond.
Het meisje is letterlijk in natuurlyriek gedrenkt. Door het beeld tot animatie te brengen ontstaat
een andere kijk op het onderwerp. Vanwege de exclusiviteit ervan -de onschuld van een jong meisje
in een decoratieve onverdachte omgeving- krijgt zij iets doortrapts en corrupts.
Ze nodigt je uit haar commercieel te benutten op een wijze die je kan verhinderen ooit nog
onbekommerd de argeloosheid van de jeugd te genieten.
In
Mamel 91 weet
Fenneke ten Thij als Aladdin’s Animeermeisje goedmoedig de
spot met de kijker te drijven. In een in vergelijking met Willemina Bakkenes zowel intentioneel als
volgordelijk omgekeerd evenredig werk roept ze via een stilstaande tekst -een gedicht van Wim Broekhoven-
een beweeglijk beeld op. De tekst is uitbundig en uitdagend. Ten Thij houdt ons slingerend iets voor,
als een wortel voor een ezel die voor een kar gespannen daar koppig achteraan blijft rennen, zodat wij
de kunstenaar daar brengen waar zij ons hebben wil. We zien in feite niet wat we zo amechtig trachten te
ontwaren, maar blijven er vergeefs op hopen.
Animeer muisover is een tentoonstelling die bescheiden en overzichtelijk is gebleven,
en doet verlangen naar een onbescheiden en onoverzichtelijke uitvoering ervan. Het bewegende en
interactieve beeld is met de digitale computertechnieken binnen ieders bereik gekomen en je zou wensen
dat net als in de begintijd van de videokunst er naar hartelust mee zou worden geëxperimenteerd
om pas op termijn na te gaan wat er nu werkelijk toe doet. Nieuwe technieken kunnen in
de beeldende kunst alleen tot een herijking van de betekenis ervan leiden als ze
onbekommerd worden ingezet in een zoektocht naar een mogelijk nieuwe beeldtaal.
Alex de Vries
22 september 2006