Anatomie… en kunst
Door een groene stip [
] op de plattegrond aan te klikken, gaat u naar een andere zaal. U bevindt zich in de zaal met de rode stip[
].
Voor de tentoonstelling met als thema
Anatomie was men op zoek naar iemand die iets over anatomie of de ingestuurde werken wilde schrijven, het liefst over beide. Daarbij dacht men aan een chirurg. Een chirurg is een geneeskundige die vooral operaties verricht. Die heeft, zegt men, moeten ontleden om de samenhang der delen duidelijk te krijgen.
Ik ben chirurg… en zo is men bij mij terechtgekomen. Terechtkomen wil zeggen: op de juiste plaats, aan het juiste adres komen. Afwachten maar of dat klopt.
Sinds zijn bestaan op aarde wordt de mens geconfronteerd, niet alleen met aangeboren gebreken, ziekten, ongevallen, maar ook met de natuurlijke behoefte al dit leed te verlichten en te behandelen. De geneeskunde en de geneeskunst zijn bijgevolg even oud als het verschijnsel ‘mens’ zelf. Voor deze kunst en kunde is een grondige kennis van de structuur en functie van het ‘corpus humanum’ onontbeerlijk. Vandaar de aloude behoefte dit lichaam te bestuderen.
De eerste artsen van wie we de naam kennen sinds oudheid en prehistorie (Imhotep, Hippocrates, Galenus…) blonken uit door een voor hun tijd uitzonderlijke anatomische kennis; kennis enkel verkregen door het gebruik van de eigen zintuigen. Hun veelal schitterende beschrijvingen bleven dan ook tot het macroscopische beperkt en niet al hun theorieën hebben de eeuwen getrotseerd.
In de late renaissance waren het vooral de chirurgijnen of heelmeesters, soms ook weleens oneerbiedig ‘barbiers’ genoemd, die bijdroegen tot de verdere kennis van het menselijke lichaam.
Nicolaes Tulp, door Rembrandt van Rijn afgebeeld in de bekendste van alle anatomische lessen, was eveneens een uitzonderlijk bedreven chirurgijn. Hij beschreef bijvoorbeeld de toestand van de longen van een lichaam waarop hij sectie heeft verricht en legde, voor zover bekend, als eerste medicus de link tussen roken en de mogelijk negatieve effecten ervan op de longen.
Toch moest men wachten op de moderne technologie van de 19de en 20ste eeuw om te kunnen doordringen tot op het niveau van de kleinste moleculen.
Anatomie (Oud-Grieks: ανά (aná), op, open, en τομή (tomé), snede) of ontleedkunde is wetenschap die de in- en uitwendige bouw van organismen bestudeert. Soms noemt men de bestudering van de uitwendige bouw morfologie.
Andreas Vesalius (1514-1564) wordt beschouwd als de grondlegger van de moderne menselijke anatomie. Zijn echte naam was Andries Van Wesel. In die tijd was het de gewoonte dat geleerden hun naam in het Latijn vertaalden. Vesalius had een kritische geest en onderzocht graag zelf wat de professoren hem leerden. Vooral de bouw van het menselijke lichaam, de anatomie, boeide hem.
In die tijd was het verboden om lichamen van overledenen te gebruiken voor de studie. Het aloude verhaal gaat dat Vesalius 's nachts als een dokter Frankenstein zijn lijken ging stelen op de galgenvelden. Maar het grootste deel van zijn 'dissectiemateriaal' werd hem eigenlijk gewoon ter beschikking gesteld. Dissecties op mensen waren toegelaten, maar aanvankelijk slechts één per jaar, in de winter, want men moest rekening houden met de houdbaarheid.
Genoeg geschiedenis. Over naar de wetenschap. Even de zaken waarover het gaat op een rijtje zetten, met andere woorden u opzadelen met wat parate kennis.
Anatomie is onder te verdelen in plantenanatomie, dierenanatomie en menselijke anatomie. Planten en dieren zijn mij lief, maar de menselijke anatomie ligt meer in de belangstellingssfeer van een chirurg.
De morfologie of vormleer is dus de wetenschap waarin vorm en bouw van levende organismen wordt bestudeerd. Men onderscheidt o.a. anatomie, histologie en cytologie.
De histologie of weefselleer onderzoekt de opbouw en de bijzondere functies van de weefsels, dus van groepjes cellen die dezelfde functie vervullen of samen een orgaan vormen.
De cytologie of celbiologie is een deelwetenschap van de biologie, die de levende cel bestudeert. Onderzoek naar deze kleine structuren stelt hoge eisen aan de gebruikte technieken, onder andere kleuren, fixeren, microscopische waarneming, celfractionering en biochemisch onderzoek.
Waarde kunstliefhebbers en -kenners. Ik vermoed dat ik er stilaan in slaag om uw kunstzinnige breinen op hol te doen slaan. Laten we het daarom even hebben over iets dat u vermoedelijk na aan het hart ligt, namelijk kunst.
Kunst wil in een verouderde betekenis zeggen: geneeskunde. Zo was, in de tijd toen er nog geen dames waren, de term ‘heren van de kunst’ een synoniem voor ‘dokters’.
De zeven kunsten die volgens het middeleeuwse opvoedingsideaal een man sierden, waren grammatica, retorica, dialectica, meet-, reken-, sterrenkunde en muziek. Sinds de middeleeuwen zijn we erop vooruitgegaan. De beeldende kunsten behoren in onze tijd ook tot ‘kunst’.
U hebt wellicht al gemerkt dat er verbanden bestaan tussen kunst en wetenschap. Beeldende kunstenaars houden zich, zoals in de cytologie, ook bezig met kleuren, fixeren en waarneming.
Waarde kunstenaars, ik heb uw ingezonden werken voor deze tentoonstelling bekeken en bewonderd. Ze zijn heel verscheiden op technisch gebied, maar ook de benadering van het thema Anatomie is heel verscheiden.
John Brunink analyseert de ‘Anatomische les van dr. Nicolaes Tulp’, geschilderd door Rembrandt, inderdaad met een gemengde en merkwaardige techniek.
Guus van Bruggen,
Willemina Bakkenes,
Hannerieke Horck,
Huib Lambrichs,
Hiske Loomans-de Sonnaville,
Otto Oelen en
Piet Verberne gebruiken duidelijk waarneembaar het menselijke lichaam als inspiratiebron voor hun werk.
Ook bij
Jaap Hellemans is de mens aanwezig, hier met een sociale achtergrond.
Gertie van Nuenen,
Willie Beckmans en
Marian Kromkamp benaderen het thema meer organisch.
Ook de ‘Tardieve dyskinesie’ van
Jannemiek Tukker is merkwaardig. Sta me toe even toe te lichten wat tardieve dyskinesie is. Het is een ernstige bijwerking van psychoactieve geneesmiddelen (onder andere neuroleptica, antipsychotica, major tranquillizers), gekenmerkt door bijvoorbeeld onwillekeurige bewegingen van de gezichtsspieren.
Fenneke ten Thij benadert de mensen fotografisch.
Leo Bos creëerde met ‘Anatomy of an Enigma’ inderdaad een raadsel. Wie lost het op?
De ‘Hartoperatie’ van
Bert van Santen komt mij als situatie enigszins bekend voor.
Noud van Galen legt met verbanden een herkenbaar verband met het thema.
Pier van Dijk komt speels tevoorschijn met iets wat ons aan onze kinderjaren doet herinneren.
Nanon Morsink kijkt door de huid van het knuffelbeest en bij
Gerry Hesselman Bouwhuis is de geit er geweest. Bij Wendy Fabels is de banaan er geweest, vermoedelijk niet zachtaardig om het leven gekomen.
Bij
Tineke van Steijn springen woorden uit hun context en gaan een eigen leven leiden.
Erik Staman kijkt sculpturaal naar een harde wereld.
Mirjana Tomic benadert het thema non-figuratief, met rijke kleuren.
Voor
Fra Paalman is de neergang van waardevolle gebouwen uit onze omgeving onbegrijpelijk.
En op het einde van deze rondgang komen we bij
Gonda Steffens die met ‘In den beginne’ misschien wel alludeert op de tijd toen alles nog mogelijk was en kon beginnen.
Katja Thijssens
20 oktober 2008